Achtergrond
Door het werk van Jeffrey loopt geen rode, maar een zwarte draad. De leidraad in dat werk is namelijk het donker, het zwart. Hij onderzoekt dit donker op verschillende formaten, met verschillende media, op het platte vlak en in ruimtelijke objecten. Houtskool, verf, giethars zijn de materialen waarmee hij werkt. Houtskool heeft vooralsnog zijn voorkeur. Houtskool biedt hem een grote vrijheid en hij kan er een effect van fluweel en gelaagde diepte mee scheppen. Niet dat verf geen onderdeel is van zijn artistieke proces. Maar hij werkt er op een ander manier mee en het heeft heeft een ander effect op de beschouwer. Als hij met verf werkt, vult Jeffrey hele vlakken met één specifieke behandeling of verftype. Deze vlakken onderscheiden zich van elkaar, door de manier waarop het licht er op valt. Als de beschouwer beweegt, beginnen deze vlakken tot leven te komen en begint de diepte zich te vormen.
Een schilderij vraagt een vooraf opgezet plan, een uitgewerkt ontwerp. Een houtskooltekening daarentegen geeft vrijheid in het maakproces; dwingt het zelfs af. Zonder vast plan werkt Jeffrey aan het grote geheel en hij is in constant 'gevecht met het materiaal'. Hij moet zichzelf telkens de vragen stellen: Hoe ver ga ik? Waar houd ik op? Hij verliest én hervindt telkens de controle over de tekening, over het materiaal. Het tekenen is een fysieke daad. Het werk is overrompelend, zowel voor de maker als voor de beschouwer. Beiden kunnen zich verliezen in de details van het werk, maar ook overrompeld worden door de grootsheid van de totale compositie.
Elk nieuw werk ontstaat vanuit schetsen: kleine composities, lijnstructuren. Een geslaagde compositie zet hij vervolgens over naar het grote vlak in een structuur van lijnen. Deze vertaling van compositie naar groot formaat is een zoektocht op zich; de compositie van lijnen moet hij zo aanpassen, dat deze ook op het grote vlak in evenwicht is en het perspectief klopt.
Deze vlakken in de uiteindelijke compositie vult hij vervolgens in. Hier begint het gevecht om, de zoektocht naar de juiste verhoudingen. Elk vlak heeft een eigen lichtverloop, waarin het zich verhoudt tot de aangrenzende vlakken. Samen moeten zij een oneindige diepte-werking vormen, maar dit vraagt veel van de maker. Elke laag houtskool wordt gefixeerd. Soms heeft een vlak wel tien lagen houtskool nodig. De uitdaging is: op tijd stoppen, niet te lang doorwerken binnen elk vlak. De laatste laag fixeert Jeffrey nooit. Hierdoor blijft het fluwelen karakter van de houtskool bewaard, maar wordt het werk ook zeer kwetsbaar.
In de ontwikkeling van deze lijn van werken begon Jeffrey met meer figuratieve composities. Hij maakte foto's van ruimtes door een donker filter heen. Deze foto's werkte hij vervolgens uit in houtskool. Het resulteerde in minder vrijheid voor hemzelf en de kijker. De ruimtes beperkten hem als maker in het tekenen. De kijker was meer geneigd tot zoeken naar herkenbare ruimtes, in plaats van zich te verliezen in de donkerte.
‘Als je went aan de afwezigheid van licht, ga je steeds meer ontdekken in het donker.’
Hoewel de houtskooltekeningen voor Jeffrey het belangrijkste van zijn bezigheden zijn, maakt hij ook ander werk. Zo giet hij kleine perspectivische tekeningen, in de stijl van zijn grote werk, in hars. Wat ontstaat is een zwarte, vaak licht gevouwen tekening, zwevend in een massief blok doorzichtig hars. Mede vanwege de kostbaarheid van het materiaal, zijn deze werken niet vaak groter dan een ouderwetse encyclopedie. De zoektocht in dit werk is niet, zoals in de grote houtskooltekeningen, naar de overrompelende diepte in donkerte, maar het vinden van het 'diepste zwart'. Door de dikke laag giethars komt het zwart van de tekening naar voren; het zwart is diep, zoals het moet zijn. Met het hars maakt Jeffrey objecten in plaats van tekeningen. Het hars vraagt een andere focus en werkwijze en de moeilijkheden en uitdagingen zijn totaal verschillend. Voor hem zijn de objecten van hars en de composities met verf 'uitstapjes'. Het houtskoolwerk is voor hem de basis.
De kunst van het maken, vertelt Jeffrey, is het weglopen. Er komt een moment in elk maakproces dat hij het werk met rust moet laten, minstens een paar dagen. En dan voelt hij uiteindelijk of het werk af is, of nog meer tijd en bewerking vraagt. Met elk nieuw werk, elk nieuw proces zijn er weer nieuwe kansen, nieuwe lessen en inzichten. Het werk groeit tijdens het maakproces en daarbij ook de maker.
En zo wordt er bij elke stap weer een stuk van het pad zichtbaar. Jeffrey blijft zoeken naar de grenzen van figuratie en licht. Hoe weinig informatie, herkenbaarheid en licht heeft de kijker nodig om zich totaal te verliezen in de donkere ruimtelijkheid van het werk?
Voorheen was in het werk het streven naar het ultieme duister. Een duister waar je het gevoel hebt dat je in kan verdwijnen. Jeffrey bleef met elke tekening zoeken naar die 'donkere uitvlucht', en vond in elke tekening weer een nieuwe manier om het donker nog dieper te maken. Tegenwoordig zien we ook steeds meer de toepassing van wit (licht) in zijn tekeningen en schilderijen. In zijn schilderijen resulteerde dit in nog meer gelaagdheid. Dit ontstond door het doorschijnende karakter van het witte pigment. Ook in tekeningen zien we door de toepassing van wit veel meer gelaagdheid. Ook het wit geeft een zacht en verfijnd karakter in zijn hudige werk.
‘Hij verliest en hervindt telkens de controle over de tekening, over het materiaal.’
Het artistieke proces stopt voor Jeffrey niet bij het werk op zich. Hij heeft bijvoorbeeld de dragers, de frames van verzinkt metaal waarop de tekeningen met magneten worden gehangen bevestigd, zelf ontworpen. Elk van zijn werken wordt gemonteerd op een uniek ontworpen frame. (Het ultieme voorbeeld van hoe ver Jeffrey controle afdwingt in zijn maakproces, nl. tot in het laatste detail van de manier waarop hij zijn werk presenteert.)
Hij is als maker perfectionistisch. Hij wil alles zo strak mogelijk houden, anders gaat het beoogde effect van het werk verloren. Hij zoekt datgene wat onmogelijk lijkt op en zoekt manieren om het toch voor elkaar te krijgen. Zo is het haast onmogelijk om een tekening van 4 bij 2 meter strak te houden en toch moet en zal hij dit voor elkaar krijgen. Als het papier hangt of bobbelt is het te veel herkenbaar als papier. Hij lijkt hiermee een illusie op te wekken en toch laat hij in al zijn nuchterheid ons door het terugkerende 'witte kader' (het wit gelaten randje om elk van zijn werken) wel beseffen dat wij naar een tekening kijken. Jeffrey heeft controle over kwetsbare materialen, rekt deze tot de grenzen van de mogelijkheid en zet ze naar zijn hand.
Jeffrey vindt zijn inspiratie op de meest uiteenlopende plekken. Zo haalde hij in het verleden zijn inspiratie uit allerlei ruimtes, en fotografeerde deze. Hiervoor gebruikte hij handgemaakte filters. Dit waren transparante vellen met daarop verschillende gradaties kleuren zwart. Door deze filters over de cameralens te plaatsen, ontstond als het ware een nieuwe, haast post-apocalyptische ruimte. Door deze ruimtes over te zetten op papier was het mogelijk om dit effect nog grootser neer te zetten. Zo was het mogelijk om een spannend lijnenspel te vinden in het plintenwerk van een gebouw en deze vervolgens in een tekening op te blazen.
Een zoektocht naar spannende geometrische vormen staat altijd voorop. De tekeningen en schilderijen ontstaan niet zomaar. Het is altijd een zoektocht naar een uitdagende, wringende compositie. Waarbij dit in het verleden een toevallig karakter had, biedt artificiële intelligentie tegenwoordig ook veel mogelijkheden. Zo biedt het de mogelijkheid om de ruimtes te vormen die je voor ogen hebt.
‘Je zou het oppervlak willen strelen.’
En zijn thematiek? Wat is de achtergrond van Jeffrey’s fascinatie met het duister, donker en het zwart? Over het algemeen zijn donker en nacht voor de meeste mensen immers onaangenaam en bedreigend. Want dat wat onzichtbaar is, maakt bang en onzeker. Voor Jeffrey was dit eerder niet anders. Sterker nog, tijdens een project op de academie sprak hij samen met twee studiegenoten af om zich expres bloot te stellen aan een eigen fobie. Zijn grootste angst was het donker. Hij confronteerde zichzelf met die angst en besloot alleen in het donker door een bos te lopen. Die ervaring, die wandeling in het donker, ligt ten grondslag aan zijn huidige werk. Het gevoel van die eenzamheid in het duister probeert hij te abstraheren en te vangen in zijn werk.
Die overgave aan zijn angst, het accepteren van het onzekere en onzichtbare, maakte uiteindelijk dat het donker voor hem sereen werd, vertrouwd en rustig. Denk hierbij aan het spelen van verstoppertje. Het vinden van de ultieme verstopplek, en hopen dat niemand je vindt. Schaduwen maken namelijk niet alleen je omgeving, maar ook jezelf even onzichtbaar en dat kan juist een gevoel van veiligheid en geborgenheid geven.
Het is belangrijk dat de beschouwer het werkt 'ervaart', eerder dan begrijpt. Omdat het gebrek aan figuratie in het werk de kijker weinig houvast geeft, vraagt het om overgave. Maar als de kijker zich overgeeft, gebéurt er ook iets. Als je went aan de afwezigheid van licht, ga je steeds meer ontdekken in het donker.
Het werk van Jeffrey is dan ook niet iets om hier nu langer over te praten of over te schrijven. Ga het bekijken, ervaar het en verdwijn zelf ook voor een tijdje in de door Jeffrey gecreëerde donkertes. Als je je overgeeft, ontdek je wellicht dat het donker niet alleen angstig en bedreigend is, maar ook veilig en geborgen kan zijn.